Bramensprinkhaan


Slapende relmuis

Een woelmuis komt uit zijn hol

Koppel patrijzen op een zandpad

 

Belichten

Goed belichten is niet eenvoudig

Goed belichten is niet gemakkelijk! De meeste mensen vertrouwen gewoon op hun lichtmeter in de camera. En in veel omstandigheden is dat terecht. De huidige camera's zijn uiterst geavanceerd en kunnen veel aan. Maar zelfs de beste camera's kunnen niet alles.

Een probleem is dat onze ogen geen absolute lichtmeters zijn. Er zit bijvoorbeeld een diafragma ingebouwd (de iris) en ook onze hersenen kunnen zeer lichte of zeer donkere omstandigheden compenseren.

 

Als je vanuit het felle zonlicht een donker huis binnenstapt is in begin alles erg donker. Maar al snel zie je de contouren van de meubels. 

Belichting meten

We kunnen ons oog dus niet vertrouwen wat lichthoeveelheid betreft, en zeker niet tot op een halve stop nauwkeurig. We moeten dus toch gebruik maken van de meter in de camera of met een losse lichtmeter. Daarvoor moeten we weten hoe zo'n ding in elkaar zit, waardoor we eventuele fouten kunnen vermijden.

Een deel van het licht dat de camera binnenkomt, wordt in het prismahuis (bovenaan een reflexcamera) afgeleid naar een lichtmeter. Dus als er veel licht binnenkomt, krijgt de lichtmeter veel licht. De lichtmeter zal dan een signaal geven aan de computer van de camera om het diafragma bijvoorbeeld wat te sluiten.

Onderbelichten en overbelichten

Donkere onderwerpen moeten onderbelicht worden te opzichte van wat de camera aangeeft. Lichte onderwerpen moeten daarentegen worden Overbelicht. Hoeveel, dat hangt af van hoeveel lichter of hoeveel donkerder je gewenste beeld is dan een vrij neutraal onderwerp.

Een beetje camera neemt niet gewoon het gemiddelde van het volledige beeld, maar deelt het op in stukken. Vervolgens maakt hij van elk stuk een gemiddelde en bepaalt aan de hand van die gemiddeldes een belichting. En dat lukt dikwijls redelijk goed, maar je weet niet wanneer wel en wanneer niet.

Meten op een neutraal onderwerp

Als je onderwerp donker of licht is zal de lichtmeter dit compenseren en het beeld respectievelijk lichter of donkerder maken. Maar, als vlakbij iets te vinden is waar hetzelfde licht op valt als op ons onderwerp en dat neutraal van tint is, kunnen we eerst daarop meten. Vervolgens kunnen we de belichting behouden en dan het onderwerp fotograferen.

Neutraal is bijvoorbeeld gras. Daarop kan je vergelijken. Er worden ook speciale kaartjes verkocht die die neutrale tint bezitten, die worden grijskaarten genoemd. Ook het grijs van je fotozak kan dienst doen. Maar stel, je fotografeert een zonsondergang. Hoe pak je dat aan?

Meten met de spotmeter

Op de betere camera’s is meestal een spotmeter te vinden. Hierbij wordt slechts een heel klein deel van het beeld gemeten. De rest telt niet mee. Je kan dus in je beeld een zone zoeken die je graag op de foto gemiddeld van tint had gezien, niet donker en niet licht. Je meet dan met je spotmeter deze zone en je behoudt de belichting bij de volgende foto. Deze kleine zone krijgt dan een middentoon op de uiteindelijke foto. Wat we meten wordt dus als middentoon weergegeven. In het voorbeeld van de zonsondergang: de zon wordt lichter en het bovenste van de lucht en de voorgrond donkerder.

De losse lichtmeter

Als je naar documentaires kijkt over het maken van films “The making of...” en dergelijke, zie je regelmatig mannen rondlopen met een klein toestel in hun hand met een wit bolletje op. Dat is een belichtingsmeter. Deze apparaten meten het licht en geven aan op welke waarde je je diafragma en sluitertijd dient in te stellen bij een bepaalde ISO waarde.

Het gebruik van een lichtmeter is vrij eenvoudig. Je meet gewoon het licht dat op je onderwerp valt. Zo’n meter wordt ook “opvallend lichtmeter” genoemd. Je camera daarentegen meet de hoeveelheid licht die wordt teruggekaatst door het onderwerp.

Enkele problemen

Een licht onderwerp weerkaatst meer dan een donker object bij dezelfde lichthoeveelheid en de camera wordt dus feitelijk voor de gek gehouden. Dat gebeurt niet bij de opvallend-lichtmeter. Er is wel een probleem: je moet dus licht meten dat op je onderwerp valt. Dat kan bij een groep leeuwen die een gnoe aan het verscheuren zijn nogal tegenvallen. Bij paddestoelen is het dan weer een stuk simpeler.

Tweede probleem is dat je de waarden moet instellen op je camera. Dat kost dus tijd en dat kan lastig zijn. Geen probleem met een paddestoel uiteraard. Bij macrofotografie is het echter nog lastiger. Je effectief diafragma verandert namelijk als je tussenringen of een balg gebruikt. Je moet dan met tabellen werken om te weten wat je diafragma juist is. Dit probleem is er niet voor de inwendige lichtmeter van de camera.

Derde probleem zijn de zooms met veranderlijk diafgragma. Een 28-200 f 4 – 5.6 ingesteld op 120 mm, welk diafragma heeft dat dan? Dat is dus de reden dat de professionele zoomlenzen een vast diafragma hebben. Hierdoor kan het werken met een losse belichtingsmeter mogelijk gemaakt worden.

Meer over dit onderwerp

Belichting
Belichting - tips voor goede belichting van digitale foto's

Belichting bewerken
Belichting: tips om de belichting van een foto te bewerken

Nachtfotografie
Nachtfotografie - tips belichting en sluitertijd voor nachtfoto's

Flitser
Flitser gebruiken: al uw natuurfoto's met de juiste belichting!

S scanner -> sluitertijd
Scanner scherptediepte sluitertijd - uitleg begrippen

D data -> diafragma
Data diafragma - uitleg digitale camera

Highkey en lowkey
Histogram: De fotograaf als componist

Histogram informatie
Histogram tips: het histogram geeft veel informatie over uw foto

O objectief -> oogstart
Optische zoom - onderbelichting - oogstartfunctie - onderwerpprogramma's

Diafragma
Diafragma en sluitertijd: rekenen in stops

B Beeldgrootte
Beeldgrootte, beeldhoek, beelpunten - uitleg begrippen

Omni bouncer
Omni bouncer voor de externe flitser